Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Genesis 9

Genesis

Index

Hoofdstuk 10

1


 

  Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hunwerden zonen geboren na den vloed.  

 

 

--

2


 

  De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, enMesech, en Thiras.  

 

 

--

3


 

  En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma.  

 

 

--

4


 

  En de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten.  

 

 

--

5


 

  Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijnspraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken.  

 

 

--

6


 

  En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaan.  

 

 

--

7


 

  En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha.En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan.  

 

 

--

8


 

  En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde.  

 

 

--

9


 

  Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordtgezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN.  

 

 

--

10


 

  En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het landSinear.  

 

 

--

11


 

  Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir,en Kalach.  

 

 

--

12


 

  En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad.  

 

 

--

13


 

  En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en deNaftuchieten,  

 

 

--

14


 

  En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn,en de Caftorieten.  

 

 

--

15


 

  En Kanaan gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,  

 

 

--

16


 

  En de Jesubiet, en de Amoriet, en de Girgasiet,  

 

 

--

17


 

  En de Hivviet, en de Arkiet, en de Siniet,  

 

 

--

18


 

  En de Arvadiet, en de Tsemariet, en de Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnender Kanaanieten verspreid.  

 

 

--

19


 

  En de landpale der Kanaanieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gazatoe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe.  

 

 

--

20


 

  Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hunlandschappen, in hun volken.  

 

 

--

21


 

  Voorts zijn Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader aller zonen van Heber,broeder van Jafeth, den grootste.  

 

 

--

22


 

  Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.  

 

 

--

23


 

  En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether, en Maz.  

 

 

--

24


 

  En Arfachsad gewon Selah, en Selah gewon Heber.  

 

 

--

25


 

  En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijndagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan.  

 

 

--

26


 

  En Joktan gewon Almodad, en selef, en Hatsarmaveth, en Jarach,  

 

 

--

27


 

  En Hadoram, en Usal, en Dikla,  

 

 

--

28


 

  En Obal, en Abimael, en Scheba,  

 

 

--

29


 

  En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.  

 

 

--

30


 

  En hun woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van hetoosten.  

 

 

--

31


 

  Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hunlandschappen, naar hun volken.  

 

 

--

32


 

  Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hunvolken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed.   

 

 

--

Genesis 11

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: