Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Genesis 48

Genesis

Index

Hoofdstuk 49

1


 

  Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen,hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren zal.  

 

 

--

2


 

  Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader.  

 

 

--

3


 

  Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin mijner macht; devoortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte!  

 

 

--

4


 

  Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebtuws vaders leger beklommen; toen hebt gij het geschonden; hij heeft mijn bedbeklommen!  

 

 

--

5


 

  Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld!  

 

 

--

6


 

  Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hunvergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hunmoedwil hebben zij de ossen weggerukt.  

 

 

--

7


 

  Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard!ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel.  

 

 

--

8


 

  Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwervijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.  

 

 

--

9


 

  Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van de roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromtzich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doenopstaan?  

 

 

--

10


 

  De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten,totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.  

 

 

--

11


 

  Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan denedelste wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel inwijndruivenbloed.  

 

 

--

12


 

  Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk.  

 

 

--

13


 

  Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepenwezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.  

 

 

--

14


 

  Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken.  

 

 

--

15


 

  Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hijzijn schouder om te dragen, en was dienende onder cijns.  

 

 

--

16


 

  Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israels.  

 

 

--

17


 

  Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het pad, bijtende despaards verzenen, dat zijn rijder achterover valle.  

 

 

--

18


 

  Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!  

 

 

--

19


 

  Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in heteinde.  

 

 

--

20


 

  Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.  

 

 

--

21


 

  Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.  

 

 

--

22


 

  Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elk der takkenloopt over den muur.  

 

 

--

23


 

  De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat;  

 

 

--

24


 

  Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner handen zijn gesterktgeworden, door de handen van de Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder,een steen Israels;  

 

 

--

25


 

  Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige, Die u zal zegenen,met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen des afgronds, diedaaronder ligt, met zegeningen der borsten en der baarmoeder!  

 

 

--

26


 

  De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, totaan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, enop den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen!  

 

 

--

27


 

  Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en desavonds zal hij buit uitdelen.  

 

 

--

28


 

  Al deze stammen van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun vader tot hen sprak,als hij hen zegende; hij zegende hen, een iegelijk naar zijn bijzonderen zegen.  

 

 

--

29


 

  Daarna gebood hij hun, en zeide tot hen: Ik word verzameld tot mijn volk:begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in den akker van Efron, denHethiet;  

 

 

--

30


 

  In de spelonk, welke is op den akker van Machpela, die tegenover Mamre is, inhet land Kanaan, die Abraham met dien akker gekocht heeft van Efron, denHethiet, tot een erfbegrafenis.  

 

 

--

31


 

  Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijn huisvrouw; daar hebben zijIzak begraven, en Rebekka, zijn huisvrouw; en daar heb ik Lea begraven.  

 

 

--

32


 

  De akker, en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen Heths.  

 

 

--

33


 

  Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te geven, zo legde hij zijn voetensamen op het bed, en hij gaf den geest, en hij werd verzameld tot zijn volken.   

 

 

--

Genesis 50

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: