Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Exodus 19

Exodus

Index

Hoofdstuk 20

1


 

  Toen sprak God al deze woorden, zeggende:  

 

 

--

2


 

  Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.  

 

 

--

3


 

  Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.  

 

 

--

4


 

  Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen bovenin den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in dewateren onder de aarde is.  

 

 

--

5


 

  Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, beneen ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan hetderde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten;  

 

 

--

6


 

  En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijngeboden onderhouden.  

 

 

--

7


 

  Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want deHEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.  

 

 

--

8


 

  Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt.  

 

 

--

9


 

  Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;  

 

 

--

10


 

  Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geenwerk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uwdienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is;  

 

 

--

11


 

  Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en alwat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE densabbatdag, en heiligde denzelven.  

 

 

--

12


 

  Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat ude HEERE uw God geeft.  

 

 

--

13


 

  Gij zult niet doodslaan.  

 

 

--

14


 

  Gij zult niet echtbreken.  

 

 

--

15


 

  Gij zult niet stelen.  

 

 

--

16


 

  Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.  

 

 

--

17


 

  Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw,noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, nochiets, dat uws naasten is.  

 

 

--

18


 

  En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en denrokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre.  

 

 

--

19


 

  En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God metons niet spreke, opdat wij niet sterven!  

 

 

--

20


 

  En Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij uverzocht, en opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigdet.  

 

 

--

21


 

  En het volk stond van verre; maar Mozes naderde tot de donkerheid, alwaar Godwas.  

 

 

--

22


 

  Toen zeide de HEERE tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen:Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden van den hemel gesproken heb.  

 

 

--

23


 

  Gij zult nevens Mij niet maken zilveren goden, en gouden goden zult gij u nietmaken.  

 

 

--

24


 

  Maakt Mij een altaar van aarde, en offert daarop uw brandofferen, en uwdankofferen, uw schapen, en uw runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns Naamsgedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.  

 

 

--

25


 

  Maar indien gij Mij een stenen altaar zult maken, zo zult gij dit niet bouwen vangehouwen steen; zo gij uw houwijzer daarover verheft, zo zult gij het ontheiligen.  

 

 

--

26


 

  Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen, opdat uw schaamte voorhetzelve niet ontdekt worde. Exodus 21  

 

 

--

Exodus 21

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: