Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

2 Koningen 25

1 Kronieken

Index

Hoofdstuk 1

1


 

  Adam, Seth, Enos,  

 

 

--

2


 

  Kenan, Mahalal-el, Jered,  

 

 

--

3


 

  Henoch, Methusalah, Lamech,  

 

 

--

4


 

  Noach, Sem, Cham en Jafeth.  

 

 

--

5


 

  De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.  

 

 

--

6


 

  En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, en Thogarma.  

 

 

--

7


 

  En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten.  

 

 

--

8


 

  De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.  

 

 

--

9


 

  En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan.  

 

 

--

10


 

  Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.  

 

 

--

11


 

  En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,  

 

 

--

12


 

  En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.  

 

 

--

13


 

  Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,  

 

 

--

14


 

  En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,  

 

 

--

15


 

  En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,  

 

 

--

16


 

  En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet.  

 

 

--

17


 

  De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.  

 

 

--

18


 

  Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.  

 

 

--

19


 

  Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.  

 

 

--

20


 

  En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,  

 

 

--

21


 

  En Hadoram, en Uzal, en Dikla,  

 

 

--

22


 

  En Ebal, en Abimael, en Scheba,  

 

 

--

23


 

  En Ofir, en Havila, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan.  

 

 

--

24


 

  Sem, Arfachsad, Selah,  

 

 

--

25


 

  Heber, Peleg, Rehu,  

 

 

--

26


 

  Serug, Nahor, Terah,  

 

 

--

27


 

  Abram; die is Abraham.  

 

 

--

28


 

  De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.  

 

 

--

29


 

  Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,  

 

 

--

30


 

  Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,  

 

 

--

31


 

  Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael.  

 

 

--

32


 

  De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Schebaen Dedan.  

 

 

--

33


 

  De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.  

 

 

--

34


 

  Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.  

 

 

--

35


 

  En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.  

 

 

--

36


 

  De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.  

 

 

--

37


 

  De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.  

 

 

--

38


 

  De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.  

 

 

--

39


 

  De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.  

 

 

--

40


 

  De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.  

 

 

--

41


 

  De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.  

 

 

--

42


 

  De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.  

 

 

--

43


 

  Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijnerstad was Dinhaba.  

 

 

--

44


 

  En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.  

 

 

--

45


 

  En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.  

 

 

--

46


 

  En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en den naam zijner stad was Avith.  

 

 

--

47


 

  En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.  

 

 

--

48


 

  En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.  

 

 

--

49


 

  En Saul stierf, en Baal-Hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.  

 

 

--

50


 

  Als Baal-Hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred,dochter van Mee-Sahab.  

 

 

--

51


 

  Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,  

 

 

--

52


 

  De vorst Aholibama, de vorst Ela, de vorst Pinon,  

 

 

--

53


 

  De vorst Kenaz, de vorst Theman, de vorst Mibzar,  

 

 

--

54


 

     

 

 

--

1 Kronieken 2

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: