Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 15

Job

Index

Hoofdstuk 16

1


 

  Maar Job antwoordde en zeide:  

 

 

--

2


 

  Ik heb vele dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters.  

 

 

--

3


 

  Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt?  

 

 

--

4


 

  Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?  

 

 

--

5


 

  Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.  

 

 

--

6


 

  Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg?  

 

 

--

7


 

  Gewisselijk, Hij heeft mij nu vermoeid; Gij hebt mijn ganse vergadering verwoest.  

 

 

--

8


 

  Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht.  

 

 

--

9


 

  Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.  

 

 

--

10


 

  Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij.  

 

 

--

11


 

  God heeft mij den verkeerde overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen.  

 

 

--

12


 

  Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen, en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht.  

 

 

--

13


 

  Zijn schutters hebben mij omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten.  

 

 

--

14


 

  Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.  

 

 

--

15


 

  Ik heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan.  

 

 

--

16


 

  Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw.  

 

 

--

17


 

  Daar toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn gebed zuiver is.  

 

 

--

18


 

  O, aarde! bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats.  

 

 

--

19


 

  Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn Getuige in de hoogten.  

 

 

--

20


 

  Mijn vrienden zijn mijn bespotters; doch mijn oog druipt tot God.  

 

 

--

21


 

  Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.  

 

 

--

22


 

  Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad henengaan, waardoor ik niet zal wederkeren.   

 

 

--

Job 17

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: