Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 16

Job

Index

Hoofdstuk 17

1


 

  Mijn geest is verdorven, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij.  

 

 

--

2


 

  Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering?  

 

 

--

3


 

  Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.  

 

 

--

4


 

  Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.  

 

 

--

5


 

  Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.  

 

 

--

6


 

  Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.  

 

 

--

7


 

  Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw.  

 

 

--

8


 

  De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;  

 

 

--

9


 

  En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.  

 

 

--

10


 

  Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze.  

 

 

--

11


 

  Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten.  

 

 

--

12


 

  Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis.  

 

 

--

13


 

  Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.  

 

 

--

14


 

  Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!  

 

 

--

15


 

  Waar zou dan nu mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal ze aanschouwen?  

 

 

--

16


 

  Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. Job 18  

 

 

--

Job 18

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: