Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 21

Job

Index

Hoofdstuk 22

1


 

  Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:  

 

 

--

2


 

  Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn.  

 

 

--

3


 

  Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt?  

 

 

--

4


 

  Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt?  

 

 

--

5


 

  Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde?  

 

 

--

6


 

  Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen.  

 

 

--

7


 

  Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden.  

 

 

--

8


 

  Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin.  

 

 

--

9


 

  De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld.  

 

 

--

10


 

  Daarom zijn strikken rondom u, en vervaardheid heeft u haastelijk beroerd.  

 

 

--

11


 

  Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u.  

 

 

--

12


 

  Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn.  

 

 

--

13


 

  Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen?  

 

 

--

14


 

  De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen.  

 

 

--

15


 

  Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?  

 

 

--

16


 

  Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort;  

 

 

--

17


 

  Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan?  

 

 

--

18


 

  Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij.  

 

 

--

19


 

  De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen;  

 

 

--

20


 

  Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft.  

 

 

--

21


 

  Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen.  

 

 

--

22


 

  Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart.  

 

 

--

23


 

  Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten.  

 

 

--

24


 

  Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;  

 

 

--

25


 

  Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;  

 

 

--

26


 

  Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen.  

 

 

--

27


 

  Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen.  

 

 

--

28


 

  Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen.  

 

 

--

29


 

  Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden.  

 

 

--

30


 

  Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.   

 

 

--

Job 23

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: