Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 33

Psalmen

Index

Hoofdstuk 34

1


 

  Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. Aleph. Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.  

 

 

--

2


 

  Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den HEERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn.  

 

 

--

3


 

  Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.  

 

 

--

4


 

  Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.  

 

 

--

5


 

  He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.  

 

 

--

6


 

  Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.  

 

 

--

7


 

  Cheth. De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit.  

 

 

--

8


 

  Teth. Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt.  

 

 

--

9


 

  Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.  

 

 

--

10


 

  Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.  

 

 

--

11


 

  Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren.  

 

 

--

12


 

  Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?  

 

 

--

13


 

  Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.  

 

 

--

14


 

  Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.  

 

 

--

15


 

  Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.  

 

 

--

16


 

  Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.  

 

 

--

17


 

  Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.  

 

 

--

18


 

  Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest.  

 

 

--

19


 

  Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de HEERE.  

 

 

--

20


 

  Schin. Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken.  

 

 

--

21


 

  Thau. De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden.  

 

 

--

22


 

  De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden.   

 

 

--

Psalmen 35

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: