Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 48

Psalmen

Index

Hoofdstuk 49

1


 

  Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. Hoort dit, alle gij volken! neemt ter ore, alle inwoners der wereld,  

 

 

--

2


 

  Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm!  

 

 

--

3


 

  Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.  

 

 

--

4


 

  Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp.  

 

 

--

5


 

  Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?  

 

 

--

6


 

  Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen;  

 

 

--

7


 

  Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven;  

 

 

--

8


 

  (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden);  

 

 

--

9


 

  Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.  

 

 

--

10


 

  Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.  

 

 

--

11


 

  Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.  

 

 

--

12


 

  De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan.  

 

 

--

13


 

  Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.  

 

 

--

14


 

  Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaanteverslijten, elk uit zijn woning.  

 

 

--

15


 

  Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela.  

 

 

--

16


 

  Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt;  

 

 

--

17


 

  Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen.  

 

 

--

18


 

  Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;  

 

 

--

19


 

  Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien.  

 

 

--

20


 

  De mens, die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan. Psalmen 50  

 

 

--

Psalmen 50

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: