Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 49

Psalmen

Index

Hoofdstuk 50

1


 

  Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.  

 

 

--

2


 

  Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.  

 

 

--

3


 

  Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.  

 

 

--

4


 

  Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.  

 

 

--

5


 

  Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!  

 

 

--

6


 

  En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.  

 

 

--

7


 

  Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.  

 

 

--

8


 

  Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.  

 

 

--

9


 

  Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;  

 

 

--

10


 

  Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.  

 

 

--

11


 

  Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.  

 

 

--

12


 

  Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.  

 

 

--

13


 

  Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?  

 

 

--

14


 

  Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.  

 

 

--

15


 

  En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.  

 

 

--

16


 

  Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?  

 

 

--

17


 

  Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.  

 

 

--

18


 

  Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.  

 

 

--

19


 

  Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.  

 

 

--

20


 

  Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.  

 

 

--

21


 

  Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.  

 

 

--

22


 

  Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.  

 

 

--

23


 

  Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien. Psalmen 51  

 

 

--

Psalmen 51

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: