Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 72

Psalmen

Index

Hoofdstuk 73

1


 

  Een psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn.  

 

 

--

2


 

  Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten.  

 

 

--

3


 

  Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.  

 

 

--

4


 

  Want er zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris.  

 

 

--

5


 

  Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd.  

 

 

--

6


 

  Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad.  

 

 

--

7


 

  Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven.  

 

 

--

8


 

  Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.  

 

 

--

9


 

  Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.  

 

 

--

10


 

  Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt,  

 

 

--

11


 

  Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?  

 

 

--

12


 

  Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen.  

 

 

--

13


 

  Immers heb ik tevergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen.  

 

 

--

14


 

  Dewijl ik den gansen dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens.  

 

 

--

15


 

  Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen.  

 

 

--

16


 

  Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen;  

 

 

--

17


 

  Totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte.  

 

 

--

18


 

  Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.  

 

 

--

19


 

  Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen!  

 

 

--

20


 

  Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun beeld verachten.  

 

 

--

21


 

  Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd,  

 

 

--

22


 

  Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.  

 

 

--

23


 

  Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat;  

 

 

--

24


 

  Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.  

 

 

--

25


 

  Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!  

 

 

--

26


 

  Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.  

 

 

--

27


 

  Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert.  

 

 

--

28


 

  Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen   

 

 

--

Psalmen 74

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: