Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 104

Psalmen

Index

Hoofdstuk 105

1


 

  Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.  

 

 

--

2


 

  Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen.  

 

 

--

3


 

  Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich.  

 

 

--

4


 

  Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.  

 

 

--

5


 

  Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds.  

 

 

--

6


 

  Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene!  

 

 

--

7


 

  Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.  

 

 

--

8


 

  Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten;  

 

 

--

9


 

  Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;  

 

 

--

10


 

  Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond,  

 

 

--

11


 

  Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel.  

 

 

--

12


 

  Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin;  

 

 

--

13


 

  En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk;  

 

 

--

14


 

  Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:  

 

 

--

15


 

  Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.  

 

 

--

16


 

  Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.  

 

 

--

17


 

  Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf.  

 

 

--

18


 

  Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers.  

 

 

--

19


 

  Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.  

 

 

--

20


 

  De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los.  

 

 

--

21


 

  Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;  

 

 

--

22


 

  Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.  

 

 

--

23


 

  Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.  

 

 

--

24


 

  En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders.  

 

 

--

25


 

  Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.  

 

 

--

26


 

  Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had.  

 

 

--

27


 

  Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham.  

 

 

--

28


 

  Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.  

 

 

--

29


 

  Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen.  

 

 

--

30


 

  Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen.  

 

 

--

31


 

  Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale.  

 

 

--

32


 

  Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.  

 

 

--

33


 

  En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.  

 

 

--

34


 

  Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;  

 

 

--

35


 

  Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landbouwe op.  

 

 

--

36


 

  Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten.  

 

 

--

37


 

  En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.  

 

 

--

38


 

  Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen.  

 

 

--

39


 

  Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.  

 

 

--

40


 

  Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.  

 

 

--

41


 

  Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.  

 

 

--

42


 

  Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht.  

 

 

--

43


 

  Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich.  

 

 

--

44


 

  En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;  

 

 

--

45


 

  Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah! Psalmen 106  

 

 

--

Psalmen 106

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: