Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 106

Psalmen

Index

Hoofdstuk 107

1


 

  Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.  

 

 

--

2


 

  Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.  

 

 

--

3


 

  En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.  

 

 

--

4


 

  Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;  

 

 

--

5


 

  Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt.  

 

 

--

6


 

  Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;  

 

 

--

7


 

  En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.  

 

 

--

8


 

  Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.  

 

 

--

9


 

  Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld;  

 

 

--

10


 

  Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;  

 

 

--

11


 

  Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden.  

 

 

--

12


 

  Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.  

 

 

--

13


 

  Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.  

 

 

--

14


 

  Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.  

 

 

--

15


 

  Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;  

 

 

--

16


 

  Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.  

 

 

--

17


 

  De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;  

 

 

--

18


 

  Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.  

 

 

--

19


 

  Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.  

 

 

--

20


 

  Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen.  

 

 

--

21


 

  Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.  

 

 

--

22


 

  En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen.  

 

 

--

23


 

  Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;  

 

 

--

24


 

  Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte.  

 

 

--

25


 

  Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.  

 

 

--

26


 

  Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.  

 

 

--

27


 

  Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.  

 

 

--

28


 

  Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.  

 

 

--

29


 

  Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.  

 

 

--

30


 

  Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.  

 

 

--

31


 

  Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.  

 

 

--

32


 

  En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.  

 

 

--

33


 

  Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.  

 

 

--

34


 

  Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.  

 

 

--

35


 

  Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.  

 

 

--

36


 

  En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;  

 

 

--

37


 

  En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.  

 

 

--

38


 

  En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.  

 

 

--

39


 

  Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.  

 

 

--

40


 

  Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.  

 

 

--

41


 

  Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.  

 

 

--

42


 

  De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond.  

 

 

--

43


 

  Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN. Psalmen 108  

 

 

--

Psalmen 108

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: