Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 139

Psalmen

Index

Hoofdstuk 140

1


 

  Een psalm van David, voor den opperzangmeester.  

 

 

--

2


 

  Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen.  

 

 

--

3


 

  Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.  

 

 

--

4


 

  Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; van hen, die mijn voeten denken weg te stoten.  

 

 

--

5


 

  De hovaardigen hebben mij een strik verborgen, en koorden; zij hebben een net uitgespreid aan de zijde des wegs; valstrikken hebben zij mij gezet. Sela.  

 

 

--

6


 

  Ik heb tot den HEERE gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o HEERE! de stem mijner smekingen.  

 

 

--

7


 

  HEERE, Heere, Sterkte mijns heils! Gij hebt mijn hoofd bedekt ten dage der wapening.  

 

 

--

8


 

  Geef, HEERE! de begeerten des goddelozen niet; bevorder zijn kwaad voornemen niet; zij zouden zich verheffen. Sela.  

 

 

--

9


 

  Aangaande het hoofd dergenen, die mij omringen, de overlast hunner lippen overdekke hen.  

 

 

--

10


 

  Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan.  

 

 

--

11


 

  Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.  

 

 

--

12


 

  Ik weet, dat de HEERE de rechtzaak des ellendigen, en het recht der nooddruftigen zal uitvoeren.  

 

 

--

13


 

  Gewisselijk, de rechtvaardigen zullen Uw Naam loven; de oprechten zullen voor Uw aangezicht blijven.   

 

 

--

Psalmen 141

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: