Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 1

Spreuken

Index

Hoofdstuk 2

1


 

  Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;  

 

 

--

2


 

  Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;  

 

 

--

3


 

  Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;  

 

 

--

4


 

  Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;  

 

 

--

5


 

  Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.  

 

 

--

6


 

  Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.  

 

 

--

7


 

  Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;  

 

 

--

8


 

  Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.  

 

 

--

9


 

  Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.  

 

 

--

10


 

  Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;  

 

 

--

11


 

  Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;  

 

 

--

12


 

  Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;  

 

 

--

13


 

  Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;  

 

 

--

14


 

  Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;  

 

 

--

15


 

  Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;  

 

 

--

16


 

  Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;  

 

 

--

17


 

  Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;  

 

 

--

18


 

  Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.  

 

 

--

19


 

  Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;  

 

 

--

20


 

  Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.  

 

 

--

21


 

  Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;  

 

 

--

22


 

  Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.   

 

 

--

Spreuken 3

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: