Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 4

Spreuken

Index

Hoofdstuk 5

1


 

  Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;  

 

 

--

2


 

  Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren.  

 

 

--

3


 

  Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.  

 

 

--

4


 

  Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.  

 

 

--

5


 

  Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.  

 

 

--

6


 

  Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.  

 

 

--

7


 

  Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.  

 

 

--

8


 

  Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;  

 

 

--

9


 

  Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;  

 

 

--

10


 

  Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;  

 

 

--

11


 

  En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;  

 

 

--

12


 

  En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!  

 

 

--

13


 

  En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!  

 

 

--

14


 

  Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!  

 

 

--

15


 

  Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;  

 

 

--

16


 

  Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;  

 

 

--

17


 

  Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.  

 

 

--

18


 

  Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;  

 

 

--

19


 

  Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.  

 

 

--

20


 

  En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen?  

 

 

--

21


 

  Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.  

 

 

--

22


 

  Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.  

 

 

--

23


 

  Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.   

 

 

--

Spreuken 6

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: