Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 6

Spreuken

Index

Hoofdstuk 7

1


 

  Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg.  

 

 

--

2


 

  Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen.  

 

 

--

3


 

  Bind ze aan uw vingeren, schrijf ze op de tafels uws harten.  

 

 

--

4


 

  Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;  

 

 

--

5


 

  Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.  

 

 

--

6


 

  Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit;  

 

 

--

7


 

  En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling;  

 

 

--

8


 

  Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.  

 

 

--

9


 

  In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;  

 

 

--

10


 

  En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;  

 

 

--

11


 

  Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet;  

 

 

--

12


 

  Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende;  

 

 

--

13


 

  En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:  

 

 

--

14


 

  Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;  

 

 

--

15


 

  Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.  

 

 

--

16


 

  Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte;  

 

 

--

17


 

  Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt;  

 

 

--

18


 

  Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.  

 

 

--

19


 

  Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen;  

 

 

--

20


 

  Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.  

 

 

--

21


 

  Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.  

 

 

--

22


 

  Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.  

 

 

--

23


 

  Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.  

 

 

--

24


 

  Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.  

 

 

--

25


 

  Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.  

 

 

--

26


 

  Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.  

 

 

--

27


 

  Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.   

 

 

--

Spreuken 8

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: