Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 9

Spreuken

Index

Hoofdstuk 10

1


 

  De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.  

 

 

--

2


 

  Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.  

 

 

--

3


 

  De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.  

 

 

--

4


 

  Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.  

 

 

--

5


 

  Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.  

 

 

--

6


 

  Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.  

 

 

--

7


 

  De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.  

 

 

--

8


 

  Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.  

 

 

--

9


 

  Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.  

 

 

--

10


 

  Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.  

 

 

--

11


 

  De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.  

 

 

--

12


 

  Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.  

 

 

--

13


 

  In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.  

 

 

--

14


 

  De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij.  

 

 

--

15


 

  Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.  

 

 

--

16


 

  Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.  

 

 

--

17


 

  Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.  

 

 

--

18


 

  Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.  

 

 

--

19


 

  In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig.  

 

 

--

20


 

  De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.  

 

 

--

21


 

  De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.  

 

 

--

22


 

  De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.  

 

 

--

23


 

  Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.  

 

 

--

24


 

  De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven.  

 

 

--

25


 

  Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest.  

 

 

--

26


 

  Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden.  

 

 

--

27


 

  De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.  

 

 

--

28


 

  De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.  

 

 

--

29


 

  De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.  

 

 

--

30


 

  De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.  

 

 

--

31


 

  De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.  

 

 

--

32


 

  De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.   

 

 

--

Spreuken 11

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: