Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 24

Spreuken

Index

Hoofdstuk 25

1


 

  Dit zijn ook spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben.  

 

 

--

2


 

  Het is Gods eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een zaak te doorgronden.  

 

 

--

3


 

  Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen is geen doorgronding.  

 

 

--

4


 

  Doe het schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den smelter uitkomen;  

 

 

--

5


 

  Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden.  

 

 

--

6


 

  Praal niet voor het aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der groten;  

 

 

--

7


 

  Want het is beter, dat men tot u zegge: Kom hier bovenaan, dan dat men u vernedere voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben.  

 

 

--

8


 

  Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben.  

 

 

--

9


 

  Twist uw twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke van een ander niet;  

 

 

--

10


 

  Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.  

 

 

--

11


 

  Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.  

 

 

--

12


 

  Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.  

 

 

--

13


 

  Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.  

 

 

--

14


 

  Een man, die zichzelven beroemt over een valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij is.  

 

 

--

15


 

  Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente.  

 

 

--

16


 

  Hebt gij honig gevonden, eet dat u genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt.  

 

 

--

17


 

  Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij niet zat van u worde, en u hate.  

 

 

--

18


 

  Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl.  

 

 

--

19


 

  Het vertrouwen op een trouweloze, ten dage der benauwdheid, is als een gebroken tand en verstuikte voet.  

 

 

--

20


 

  Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter.  

 

 

--

21


 

  Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken;  

 

 

--

22


 

  Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden.  

 

 

--

23


 

  De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.  

 

 

--

24


 

  Het is beter te wonen op een hoek van het dak, dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap.  

 

 

--

25


 

  Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel.  

 

 

--

26


 

  De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.  

 

 

--

27


 

  Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.  

 

 

--

28


 

  Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.   

 

 

--

Spreuken 26

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: