Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Spreuken 26

Spreuken

Index

Hoofdstuk 27

1


 

  Beroem u niet over den dag van morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren.  

 

 

--

2


 

  Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.  

 

 

--

3


 

  Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.  

 

 

--

4


 

  Grimmigheid en overloping van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid bestaan?  

 

 

--

5


 

  Openbare bestraffing is beter dan verborgene liefde.  

 

 

--

6


 

  De wonden des liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden.  

 

 

--

7


 

  Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet.  

 

 

--

8


 

  Gelijk een vogel is, die uit zijn nest omdoolt, alzo is een man, die omdoolt uit zijn plaats.  

 

 

--

9


 

  Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.  

 

 

--

10


 

  Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, dieverre is.  

 

 

--

11


 

  Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.  

 

 

--

12


 

  De kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen door, en worden gestraft.  

 

 

--

13


 

  Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.  

 

 

--

14


 

  Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.  

 

 

--

15


 

  Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.  

 

 

--

16


 

  Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.  

 

 

--

17


 

  Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.  

 

 

--

18


 

  Die den vijgeboom bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt, zal geeerd worden.  

 

 

--

19


 

  Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens.  

 

 

--

20


 

  De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd.  

 

 

--

21


 

  De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof te proeven.  

 

 

--

22


 

  Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.  

 

 

--

23


 

  Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.  

 

 

--

24


 

  Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn?  

 

 

--

25


 

  Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.  

 

 

--

26


 

  De lammeren zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds.  

 

 

--

27


 

  Daartoe zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden. Spreuken 28  

 

 

--

Spreuken 28

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: