Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Mattheüs 19

Mattheüs

Index

Hoofdstuk 20

1


 

  Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijn wijngaard.  

 

 

--

2


 

  En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor een penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard.  

 

 

--

3


 

  En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op de markt.  

 

 

--

4


 

  En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen.  

 

 

--

5


 

  Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.  

 

 

--

6


 

  En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehele dag ledig?  

 

 

--

7


 

  Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.  

 

 

--

8


 

  Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot deeersten.  

 

 

--

9


 

  En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.  

 

 

--

10


 

  En de eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning.  

 

 

--

11


 

  En dien ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes,  

 

 

--

12


 

  Zeggende: Deze laatsten hebben maar een uur gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben.  

 

 

--

13


 

  Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?  

 

 

--

14


 

  Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven, gelijk als u.  

 

 

--

15


 

  Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?  

 

 

--

16


 

  Alzo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.  

 

 

--

17


 

  En Jezus, opgaande naar Jeruzalem, nam tot Zich de twaalf discipelen alleen op de weg, en zeide tot hen:  

 

 

--

18


 

  Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter doodveroordelen;  

 

 

--

19


 

  En zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan.  

 

 

--

20


 

  Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, en begerende wat van Hem.  

 

 

--

21


 

  En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linker hand inUw Koninkrijk.  

 

 

--

22


 

  Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden,waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen.  

 

 

--

23


 

  En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijnrechter- en tot Mijn linker hand staat bij Mij niet te geven, maar het zal gegeven worden dien het bereid is van Mijn Vader.  

 

 

--

24


 

  En als de andere tien dat hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders.  

 

 

--

25


 

  En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide Hij: Gij weet, dat de oversten der volken heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken macht over hen.  

 

 

--

26


 

  Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar;  

 

 

--

27


 

  En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht.  

 

 

--

28


 

  Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.  

 

 

--

29


 

  En als zij van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd.  

 

 

--

30


 

  En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden, dat Jezus voorbijging, riepen, zeggende: Heere, Gij Zone Davids! ontferm U onzer.  

 

 

--

31


 

  En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; maar zij riepen te meer, zeggende: Ontferm U onzer, Heere, Gij Zone Davids!  

 

 

--

32


 

  En Jezus, stil staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe?  

 

 

--

33


 

  Zij zeiden tot Hem: Heere! dat onze ogen geopend worden.  

 

 

--

34


 

  En Jezus, innerlijk bewogen zijnde met barmhartigheid, raakte hun ogen aan; en terstond werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.   

 

 

--

Mattheüs 21

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: