Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Lukas 1

Lukas

Index

Hoofdstuk 2

1


 

  En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.  

 

 

--

2


 

  Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius over Syrie stadhouder was.  

 

 

--

3


 

  En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.  

 

 

--

4


 

  En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht vanDavid was);  

 

 

--

5


 

  Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.  

 

 

--

6


 

  En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.  

 

 

--

7


 

  En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.  

 

 

--

8


 

  En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.  

 

 

--

9


 

  En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.  

 

 

--

10


 

  En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;  

 

 

--

11


 

  Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.  

 

 

--

12


 

  En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe.  

 

 

--

13


 

  En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:  

 

 

--

14


 

  Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.  

 

 

--

15


 

  En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laatons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.  

 

 

--

16


 

  En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.  

 

 

--

17


 

  En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was.  

 

 

--

18


 

  En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.  

 

 

--

19


 

  Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.  

 

 

--

20


 

  En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.  

 

 

--

21


 

  En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in hetlichaam ontvangen was.  

 

 

--

22


 

  En als de dagen harer reiniging vervuld waren, naar de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden;  

 

 

--

23


 

  (Gelijk geschreven is in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden.)  

 

 

--

24


 

  En opdat zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heeren gezegd is, een paar tortelduiven, of twee jonge duiven.  

 

 

--

25


 

  En ziet, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezende; verwachtende de vertroosting Israels, en deHeilige Geest was op hem.  

 

 

--

26


 

  En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heeren zou zien.  

 

 

--

27


 

  En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen;  

 

 

--

28


 

  Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide:  

 

 

--

29


 

  Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord;  

 

 

--

30


 

  Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien,  

 

 

--

31


 

  Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken;  

 

 

--

32


 

  Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israel.  

 

 

--

33


 

  En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen van Hem gezegd werd.  

 

 

--

34


 

  En Simeon zegende henlieden, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israel, en tot een teken, datwedersproken zal worden.  

 

 

--

35


 

  (En ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan) opdat de gedachten uit vele harten geopenbaard worden.  

 

 

--

36


 

  En er was Anna, een profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren hadgeleefd van haar maagdom af.  

 

 

--

37


 

  En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag.  

 

 

--

38


 

  En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden, en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.  

 

 

--

39


 

  En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth.  

 

 

--

40


 

  En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.  

 

 

--

41


 

  En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem, op het feest van pascha.  

 

 

--

42


 

  En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte van den feestdag;  

 

 

--

43


 

  En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet.  

 

 

--

44


 

  Maar menende, dat Hij in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize, en zochten Hem onder de magen, en onder de bekenden.  

 

 

--

45


 

  En als zij Hem niet vonden, keerden zij wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende.  

 

 

--

46


 

  En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende.  

 

 

--

47


 

  En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.  

 

 

--

48


 

  En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht.  

 

 

--

49


 

  En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?  

 

 

--

50


 

  En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak.  

 

 

--

51


 

  En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.  

 

 

--

52


 

  En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen.   

 

 

--

Lukas 3

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: