Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Romeinen 14

Romeinen

Index

Hoofdstuk 15

1


 

  Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelven te behagen.  

 

 

--

2


 

  Dat dan een iegelijk van ons zijn naaste behage ten goede, tot stichting.  

 

 

--

3


 

  Want ook Christus heeft Zichzelven niet behaagd, maar gelijk geschreven is: De smadingen dergenen, die U smaden, zijn op Mij gevallen.  

 

 

--

4


 

  Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.  

 

 

--

5


 

  Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus;  

 

 

--

6


 

  Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.  

 

 

--

7


 

  Daarom neemt elkander aan, gelijk ook Christus ons aangenomen heeft, tot de heerlijkheid Gods.  

 

 

--

8


 

  En ik zeg, dat Jezus Christus een dienaar geworden is der besnijdenis, vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen;  

 

 

--

9


 

  En de heidenen God vanwege de barmhartigheid zouden verheerlijken; gelijk geschreven is: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naamlofzingen.  

 

 

--

10


 

  En wederom zegt Hij: Weest vrolijk, gij heidenen met Zijn volk!  

 

 

--

11


 

  En wederom: Looft den Heere, al gij heidenen, en prijst Hem, al gij volken!  

 

 

--

12


 

  En wederom zegt Jesaja: Er zal zijn de wortel van Jessai, en Die opstaat, om over de heidenen te gebieden; op Hem zullen de heidenen hopen.  

 

 

--

13


 

  De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des HeiligenGeestes.  

 

 

--

14


 

  Doch, mijn broeders, ook ik zelf ben verzekerd van u, dat gij ook zelven vol zijt van goedheid, vervuld met alle kennis, machtig om ook elkander te vermanen.  

 

 

--

15


 

  Maar ik heb u eensdeels te stoutelijker geschreven, broeders, u als wederom dit indachtig makende, om de genade, die mij van God gegeven is;  

 

 

--

16


 

  Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het Evangelie van God bedienende, opdat de offerande der heidenen aangenaam worde,geheiligd door den Heiligen Geest.  

 

 

--

17


 

  Zo heb ik dan roem in Christus Jezus in die dingen, die God aangaan.  

 

 

--

18


 

  Want ik zou niet durven iets zeggen, hetwelk Christus door mij niet gewrocht heeft, tot gehoorzaamheid der heidenen, met woorden en werken;  

 

 

--

19


 

  Door kracht van tekenen en wonderheden, en door de kracht van den Geest Gods, zodat ik, van Jeruzalem af, en rondom, tot Illyrikum toe, het Evangelie vanChristus vervuld heb.  

 

 

--

20


 

  En alzo zeer begerig geweest ben om het Evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat ik niet op eens anders fondament zou bouwen;  

 

 

--

21


 

  Maar gelijk geschreven is: Denwelken van Hem niet was geboodschapt, die zullen het zien; en dewelke het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan.  

 

 

--

22


 

  Waarom ik ook menigmaal verhinderd geweest ben tot u te komen.  

 

 

--

23


 

  Maar nu geen plaats meer hebbende in deze gewesten, en van over vele jaren groot verlangen hebbende, om tot u te komen,  

 

 

--

24


 

  Zo zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, tot u komen; want ik hoop in het doorreizen u te zien, en van u derwaarts geleid te worden, als ik eerst van uliedertegenwoordigheid eensdeels verzadigd zal zijn.  

 

 

--

25


 

  Maar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de heiligen.  

 

 

--

26


 

  Want het heeft dien van Macedonie en Achaje goed gedacht een gemene handreiking te doen aan de armen onder de heiligen, die te Jeruzalem zijn.  

 

 

--

27


 

  Want het heeft hun zo goed gedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien de heidenen hunner geestelijke goederen deelachtig zijn geworden, zo zijn zijook schuldig hen van lichamelijke goederen te dienen.  

 

 

--

28


 

  Als ik dan dit volbracht, en hun deze vrucht verzegeld zal hebben, zo zal ik door ulieder stad naar Spanje afkomen.  

 

 

--

29


 

  En ik weet, dat ik, tot u komende, met vollen zegen des Evangelies van Christus komen zal.  

 

 

--

30


 

  En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus, en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij;  

 

 

--

31


 

  Opdat ik mag bevrijd worden van de ongehoorzamen in Judea, en dat deze mijn dienst, dien ik aan Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen;  

 

 

--

32


 

  Opdat ik met blijdschap, door den wil van God, tot u mag komen, en met u verkwikt worden.  

 

 

--

33


 

  En de God des vredes zij met u allen. Amen. Romeinen 16  

 

 

--

Romeinen 16

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: