Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

1 Corinthiërs 2

1 Corinthiërs

Index

Hoofdstuk 3

1


 

  En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus.  

 

 

--

2


 

  Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet.  

 

 

--

3


 

  Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens?  

 

 

--

4


 

  Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk?  

 

 

--

5


 

  Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welken gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?  

 

 

--

6


 

  Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven.  

 

 

--

7


 

  Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft.  

 

 

--

8


 

  En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.  

 

 

--

9


 

  Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.  

 

 

--

10


 

  Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hijdaarop bouwe.  

 

 

--

11


 

  Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.  

 

 

--

12


 

  En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen;  

 

 

--

13


 

  Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuurbeproeven.  

 

 

--

14


 

  Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.  

 

 

--

15


 

  Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur.  

 

 

--

16


 

  Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?  

 

 

--

17


 

  Zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt.  

 

 

--

18


 

  Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden.  

 

 

--

19


 

  Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: Hij vat de wijzen in hun arglistigheid;  

 

 

--

20


 

  En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn.  

 

 

--

21


 

  Niemand dan roeme op mensen; want alles is uwe.  

 

 

--

22


 

  Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe.  

 

 

--

23


 

  Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods. 1 Korinthiërs 4  

 

 

--

1 Corinthiërs 4

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: