Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Efeziërs 1

Efeziërs

Index

Hoofdstuk 2

1


 

  En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden;  

 

 

--

2


 

  In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen derongehoorzaamheid;  

 

 

--

3


 

  Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van naturekinderen des toorns, gelijk ook de anderen;  

 

 

--

4


 

  Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,  

 

 

--

5


 

  Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden)  

 

 

--

6


 

  En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;  

 

 

--

7


 

  Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.  

 

 

--

8


 

  Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;  

 

 

--

9


 

  Niet uit de werken, opdat niemand roeme.  

 

 

--

10


 

  Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.  

 

 

--

11


 

  Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die methanden geschiedt;  

 

 

--

12


 

  Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonderGod in de wereld.  

 

 

--

13


 

  Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.  

 

 

--

14


 

  Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende,  

 

 

--

15


 

  Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwenmens zou scheppen, vrede makende;  

 

 

--

16


 

  En opdat Hij die beiden met God in een lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende.  

 

 

--

17


 

  En komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij waren.  

 

 

--

18


 

  Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader.  

 

 

--

19


 

  Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods;  

 

 

--

20


 

  Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen;  

 

 

--

21


 

  Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere;  

 

 

--

22


 

  Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.   

 

 

--

Efeziërs 3

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: